Logo Fietsen123

Nieuws

In het spoor van de Europa Radweg R1 naar Berlijn (deel 2-2)

Thursday 12 September, 2013

Met een nieuw wiel en frisse moed zijn we de tocht naar Berlijn herstart met 85 voorspoedige kilometers van Detmold naar Holzminden a/d Weser. De verplichte pauze op Hemelvaartsdag (door de gescheurde velg) betekent wel dat we onze enige rustdag na vier dagen al opgesoupeerd hebben. Door nog meer materiaalpech, regen en pittig klimwerk in het Harz-gebergte groeit bovendien met de dag het besef dat die 1000 km. naar de Duitse hoofdstad geen kattenpis is. We hebben nog vijf fietsdagen om 530 km. naar Berlijn te overbruggen.

Lees ook deel 1 over de woelige voorbereiding, de zonovergoten start met de wind in de rug, de eerste ervaringen in Duitsland en met materiaalpech

De opluchting over de geslaagde reparatie en herstart overheerst 's avonds in Holzminden. De volgende dag (fietsdag 6) is het doel om in 110 kilometer naar Goslar te fietsen, waarvan de laatste twintig het begin van het Harz-gebergte betekenen. We vertrekken later dan gepland omdat schrijver dezes zo nodig een joggingpak (tegen de kou in de tent) en fietsbel moet aanschaffen en iemand een stukje industriële erfenis wil kieken. Het is een van de momenten waarop we niet alle drie op één lijn zitten. Stefan is meer overtuigd van de noodzaak om vroeg te vertrekken dan Rutger en ik, die thuis ook een nachtritme genieten. Het nadeel ervaren we aan het eind van de dag.

Op weg naar Goslar in het Harz
De route voert veel door de weilanden, die overwegend geel kleuren van de hopklaver. Belangrijk spul aangezien elk dorp hier zijn eigen bier lijkt te brouwen, wat het ook uiterst betaalbaar maakt. Wat verder opvalt zijn de fraaie oude huizen die we overal aantreffen, vooral de centra van Einbeck en Bad Gandersheim doen aan openlucht musea denken. Heel hard gaat het niet in Nedersaksen, maar tot aan 15 km. voorbij Bad Gandersheim (lunch) lijken we op koers. Dan dient het Harz-gebergte zich aan; het wordt steeds groener en mooier, maar ook glooiender. We rijden langs de noordelijke bovenrand van het gebergte, dus het echte bergwerk blijft ons redelijk bespaard. Met 100 km. in de benen stuurt de GPS ons opeens rechtsaf en recht omhoog het bos in en dat voelen we. Rutger helemaal; zijn spekgladde banden bieden te weinig houvast en dat betekent lopen.

We dwalen wat door de glooiende bosrand, raken in Langelsheim even de weg kwijt omdat bewegwijzering, kaart en GPS meerdere opties bieden en ons niet duidelijk is wat de verstandigste (lees: korste) is. Vlak voor de bestemming liggen twee grote meren in de bergen en Stefan - wiens pijp nog niet leeg is - heeft zijn zinnen gezet op ronding van het stuwmeer. Ik besluit mee te klimmen naar de rand van het meer, terwijl Rutger beneden wacht. Dat resulteert in een van de steilste en pijnlijkste klimmetjes van de hele rit, maar het uitzicht is adembenemend. Terwijl Stefan besluit het meer te ronden, zoek ik Rutger op en koersen we door Goslar naar de camping die er net buiten in de bergen ligt. Helemaal opgebrand arriveren we daar na 110 km. en net voor de regen zetten we de tent op. Het campingrestaurant heeft al zeker zestig jaar geen opknapbeurt genoten en dat geldt ook voor personeel en menukaart, dus pakken we de taxi naar Goslar. Daar kunnen we in de invallende duisternis nog net zien hoe mooi de stad is voor we aan asperges (streekproduct = aanrader!) gaan.

Regen, klimmen en beren
De volgende ochtend worden we wakker in de stromende regen, iets wat mijn tent allerminst goed doorstaan heeft en mijn in het tentzakje zwemmende GPS evenmin. De plannen om eerst de historische binnenstad van Goslar te bezoeken (niet voor niks op de UNESCO-werelderfgoedlijst!) gaan regelrecht de prullenbak in en we hullen ons in regenkleding. Na het ontbijt gaat het vanaf Goslar meteen steil omhoog de bosrand in. Zwaar begin dus van de enige dag dat we in het Harz-gebergte fietsen. Het is ook een van de mooiste dagen (de ligging van Slot Wernigerode bijvoorbeeld is superb) en ook memorabel: we fietsen voormalig Oost-Duitsland in. We hadden gehoopt 100 km. te fietsen, maar na 85 zijn Rutger en ik er echt klaar mee. Wat meespeelt is dat accommodaties hier dun gezaaid zijn (kamperen zit er sowieso niet in) en dat doorfietsen meteen +20 km betekent. Gasthof zum Bären en de über-vriendelijke bardame maken alles goed: het pension is eigenlijk een historisch museum; een monument dat de val van Honecker en co ongeschonden en dus zonder enige vernieuwing heeft doorstaan. De opgezette bok, marmot, vogels en het berenvel aan de muur spreken boekdelen.

De volgende dag begint slecht. Na een meer dan behoorlijke nachtrust en ontbijt komen we erachter dat Stefans achterband lek is. De zon schijnt echter en terwijl Stefan de binnenband vervangt, benutten wij de tijd voor onderhoud aan onze fietsen. Twintig mooie kilometers verder verlaten we de Harz en maken kennis met de echte Oost-Duitse erfenis. Hoewel we gisteren niks meer van de grens van destijds bespeurden, gaat het niveau van voorzieningen en vooral wegen met sprongen achteruit. Het ontwijken van de kuilen (vooral in de dorpen zelf) valt via trottoirs en gras nog te doen, maar komt de snelheid niet ten goede. Erger is dat Stefan halverwege weer lek rijdt en dat de binnenbandjes beginnen op te raken. Wat niet tegenvalt: in elk dorp zit hier een fietswinkel. Iedereen rijdt hier ook met Ortlieb tassen rond, dus voor fietsers is het zeker geen bar gebied. In Stassfurt halen we nieuwe binnenbanden, een nieuwe buitenband (met noppenprofiel) en lucht. Vlak buiten de stad staat Stefan echter weer met een platte band en net als de vriendelijke fietsenmaker komen we er maar niet achter waar het aan ligt. Toch niet aan de buitenband en dus plakt Rutger de hele velg af met tape en rijden we door om relatief laat in een lachwekkend kitscherig hotel in Köthen te arriveren.

Dag 11, Fietsdag 10 en geen tijd voor toerisme
De een-na-laatste fietsdag begint vroeg, want door alle pech hebben we de gewenste extra kilometers niet gemaakt. Vroeg op en 110-120 km. knallen is het devies. We hebben wind mee en vliegen door het vlakke landschap. Na 10 km. verdwijnt het goede humeur als sneeuw voor de zon als Stefan weer afstapt. Met veel gevloek verdwijnt er weer een nieuwe achterband in het wiel en nog wat tape op de velg. Stefan spurt weg, vastbesloten om zo snel mogelijk de 6 km. naar de dichtsbijzijnde fietsenmaker in Aken af te leggen. Die kan ook de oorzaak niet vinden en heeft ook geen geschikt wiel op voorraad. Er zit niks anders op dan met nog een reservebandje in de tas snel bij een fietswinkel in Dessau (op 15 km.) te geraken. Dat lukt en terwijl Rutger en ik in de regen het Bauhaus-mekka bewonderen, schaft Stefan een nieuw achterwiel aan. Er is alweer zoveel tijd verstreken dat een echte Bauhaus-excursie er niet in zit. We moeten door en de tocht door het 'Biosfeerreservaat Mittelelbe' stelt niet teleur. Heel fraai, net als het openluchtmuseum Ferropolis waar reusachtige baggermachines uit de Oost-Duitse historie aan de Gremminer See een onwaarschijnlijk decor vormen.

Ondanks de bandensoap en het bagger-uitstapje schiet het aardig op, maar net voor we de Elbe oversteken trekt Rutger aan de bel. Hij voelt zich bar slecht en verliest wat maaginhoud in de berm. We hebben echter onderweg al zoveel tijd verloren, dat Stefan en ik besluiten dat we nog nog zeker 20 km. door moeten. Anders moeten we de laatste dag naar Berlijn 130 km. fietsen of missen we eerste, reeds betaalde overnachting in de hoofdstad. Rutger wordt opgelapt in Lutherstadt Wittenberg met een kop thee op het terras en we laten noodgedwongen de hele schone binnenstad rechts liggen.

Veel bezienswaardigheden in stroomgebied Elbe

Doen
- De nalatenschap van architect Walter Gropius bezichtigen in Dessau, tevens een van de grootste steden waar de tocht doorheen voert. Gropius richtte in 1919 de Bauhaus-academie voor architectuur en toegepaste kunst op. www.bauhaus-dessau.de

- Uitstapje maken naar het openluchtmuseum Ferropolis, ook wel Baggerstadt Ferropolis. De machines (bouwjaar 1958) hebben onvoorstelbare proporties: 30m. hoog bij 125m. lang en met een gewicht van bijna 2000 ton moesten ze door 6 tot 8 personen bediend worden. Voor feesten en festivals als Melt wordt het wagenpark bijzonder uitgelicht. www.ferropolis.de, www.meltfestival.de

- Lutherstadt Wittenberg bezoeken. De stad is in 1922 vernoemd naar de protestantse reformator Maarten Luther en de binnenstad is zeer fraai met vier bouwwerken die de UNESCO werelderfgoed-status genieten. Daartoe behoort ook het Lutherhaus. In 2017 wordt bovendien het Luther-jaar gevierd. www.wittenberg.de, www.lutherstadt-wittenberg.de/lutherhaus.html

Afzien beloond met bemazzelde overnachting in 'burcht'
Wat we niet zo goed bekeken hebben is dat de route buiten de stad vooral omhoog voert de Brandenburgse bossen in. Het is kortom tijd om af te zien. Als de avond valt over de bossen stuiten we op weg naar het dorpje Raben op een afslag naar Burg (burcht) Rabenstein, waar een herberg moet zijn. Hongerig, vermoeid en met de geur van een gedroomde stal in de neusvleugels demarreer ik om na een steile klim bij een bescheiden, schilderachtige burcht te arriveren. Er is een bruiloftsfeest aan de gang leer ik aan de bar en we hebben geluk: het is even voor achten, tien minuten later was de keuken dicht geweest en de kans op een slaapplaats verkeken.

Het is sowieso mazzel hebben, want dankzij de bruiloft kan de keuken van de 750 jaar oude burcht nog soep, patatten en schnitzel serveren. De serveerster wijst ons de weg naar een gebouw net buiten de muur; een jeugdherberg waar wij - hoe vervelend... - de enige bezoekers zijn. Verbijsterd en opgetogen door zoveel geluk, schuiven we na de douche aan in het restaurant. Zelden heeft schnitzel met friet zo goed gesmaakt.

Potsdam en Berlijn in zicht
De herberg wordt meteen de laatste rustplaats van mijn Xenos-tent van 10 euro... Er resteert toch nog zo'n 110 km. en hoewel Stefans banden geen krimp meer geven, weet je het maar nooit en we vertrekken dus tijdig. De opkomende zon schijnt fabelachtig door de berkenbossen en we voelen ons gezegend, ook omdat we al snel de beenstukken en jasjes uit kunnen trekken. De laatste fietsdag begint met wat dalen en klimmen en de landschappen wisselen elkaar rap af. Op weg naar Potsdam belanden we in een uitgestrekt merengebied, waar prominente Oost-Duitsers zich vroeger in hun datsja's en hotels vermaakten. Natuurschoon maakt plaats voor het urbane en in de voorstad van Potsdam rijden we meteen verkeerd. Op weg naar het centrum (dat flink opgeknapt wordt) gaat het nog eens mis, maar we geraken in het Holländisches Viertel wat vooral oogt als een tourist trap.

Bij het verlaten van Potsdam zien we bij de Glenicker brug meteen de voormalige grens met het vrije West-Berlijn: "Hier waren Deutschland und Europa bis zum 10. November um 18 Uhr geteilt." Juist. Aan de andere kant van het water (waar over nogal wat al dan niet geslaagde vluchtpogingen ondernomen werden) rijden we de stadsgrens over. Berlijn! Maar met stadsdeel Steglitz-Zehlendorf zijn we er nog niet. En evenmin in 'de stad'. We rijden eerst 6 kilometer door het Berliner Forst, steken nogmaals een tak van de Wannsee over, om dan nog eens 13 kilometer door het Berlijnse bos te rijden, afgetopt met een lange klim (de laatste loodjes...) tegen de Teufelsberg op. We zijn nu op de Heerstrasse en de opdracht is simpel: 10 km. deze brede weg volgen en we staan onder de Brandenburger Tor. De straat gaat over in de Kaiserdamm, de Bismarckstrasse en via een flinke rotonde in de Strasse des 17. Juni. Er lijkt geen eind aan te komen, de verkeersdrukte neemt toe en we trekken ondertussen veel bekijks en aanspraak van andere fietsers.

We rijden nu door Tiergarten, ronden nog een rotonde met een fikse gouden 'Siegessäule' en zien dan het einddoel: de Brandenburger Tor. Even poseren met de fiets voor immer bereidwillige Aziatische toeristen en dan met drie koude blikken bier neerzijgen in het park voor de Reichstag. Aan de reisdag lijkt maar geen eind te komen, want vervolgens mogen we nog 10 km. door het centrum naar het appartement in Prenzlauer Berg. Navigeren door het hectische verkeer is een kunst, maar Rutger kent gelukkig de route. Bij het terras op de hoek wachten we op onze AirBnB contactpersoon met de sleutel voor het appartement. Als ik tegen vijven de tassen van mijn fiets haal op de binnenplaats, ontdek ik dat een poot van mijn achterrekje is afgebroken en erger: al kilometers eerder. waardoor een hele groef in mijn frame is gesleten. Afijn, de fiets heeft het gehaald en op de lijst voor de volgende tocht staan een nieuwe tent, slaapzak en solide bagagedrager bovenaan.

Conclusie

  • Goede voorbereiding loont, goed (en regenwerend) materieel is essentieel
  • 100 km. per dag is voor ons te doen, meer is onverstandig
  • 1 rustdag is de minimale veiligheidsmarge
  • Het is een risico om op een 20 jaar oude fiets te gaan. De fiets was geheel gekeurd door de fietsspecialist, maar we hadden wel verdraaid veel mazzel dat we een geschikt wiel voor 7 versnellingen vonden
  • Stefans fiets was 12 jaar oud (het wiel 5) en had de 2600 km. naar Spanje prima doorstaan. De leeftijd was het dus niet, soms is materiaal gewoon op. Reserve banden en het routeboek (voor de navigatie naar fietswinkels) hebben hun waarde meer dan bewezen.
  • De ondergrond was veel pittiger dan we richting Spanje hadden ervaren, wat waarschijnlijk de belangrijkste oorzaak was
  • Oost-Duitsland heeft veel fietsenzaken en betaalbare herbergen/pensions, maar weinig tot geen campings

Lees ook deel 1